De Kerk in het midden Deel 2
Het opdringend Protestantisme in de Nederlanden was, zelfs door doodstraffen niet te stuiten. Politieke gebeurtenissen gaven tenslotte de doorslag dat in 1580 de Katholieke kerk plaats moest maken voor de Calvinistische. We nemen opnieuw de Achterdijk in het vizier, maar nu op een tijdstip ná deze ingrijpende maatregel.
De Achterdijk
Het was een wonderlijk gezelschap, dat op de 3e juli 1593 uit de stad Utrecht het platteland optrok. U ziet ze daar! Op de smalle en onverharde, maar nog niet zo lang geleden van kuilen geëffende en aangeharkte Achterdijk, rijdt een statige karos, bespannen met vier paarden en daarin, met de sabel op zij, de zwierige edelman Frederik van Zuilen van Nijeveld, de stadspatricier Henrick Buth en de strak voor zich uitkijkende dienaren van het Goddelijk Woord, Johannes Gerobulus en Gerardus Blockhoven. Niet de eerste de besten! Vooral dominee Gerobulus niet. Als vurig Calvinist was hij in het verleden door de Katholieke overheid vervolgd, had hij overal in de Nederlanden gevangen gezeten, was hij balling geweest in Emden, en lid van de vroegste Synoden. In december 1578 was hij aan het hoofd van een troep Walcherse calvinisten het praktisch homogeen Katholieke Zuid-Beveland binnengevallen, had er de beelden in de kerken doen breken en de altaren laten omgooien en, staande tussen het puin van de van hun sokkel gevallen heiligen in de grote Sint Maria Magdalenakerk te Goes, Zuid Beveland voor het protestantisme opgeëist.
Dat was in 1578. In 1593 was hij predikant in Utrecht en op 3 juli hobbelde hij over de Achterdijk als lid van de visitatiecommissie van de kerken op het platteland. De commissie was ingesteld door de Staten van Utrecht. Deze heren waren Calvinist en de rooms-Katholieke eredienst was bij plakkaat van 1 juni 1580 voor geheel Utrecht afgeschaft en verboden, maar op het platteland had men zich aan dit verbod niet veel gelegen laten liggen. Aan ds. Gerobulus lag dat niet, hij had de Staten al genoeg opgeroepen ‘om de hoede en de wacht te houden over de kudde Christi op het platteland’, of om de Staten te bewegen, ‘eens ordre te stellen, tot behoorlijkcke ende eenparige bedieninge der kercken ten platten lande onder uw E.E. jurisdictie geseten’.
En nu was het dan zover! De commissie had tot taak verslag uit te brengen over de kerkelijke toestand in de plattelandsdorpen, onder andere in de dorpen gelegen tussen Rijn en Lek! Een slappe opdracht, vond ds. Gerobulus. Hij zou veel liever zijn opgetreden zoals 15 jaar geleden in Goes, maar nu had hij geen militante Calvinistische Gideonsbende bij zich, slechts drie fatsoenlijke heren, die niet geneigd waren tot buitenparlementaire actie.
Werkhoven
Inmiddels was de karos de Brink van Werkhoven opgereden en terwijl de koetsier zijn kruik bier dronk in ’t Sittende hert’, stapten de heren de romaanse kerk binnen, die ze in een redelijk onderhouden toestand aantroffen, behalve dat ze nog niet geheel gezuiverd was van relikwieën ‘van ’t pausdom’. Maar de twee Werkhovense kerkmeesters, die al een hele tijd zenuwachtig op de heren hadden zitten wachten, beloofden onmiddellijk die rommel op te ruimen. Een dominee was er niet. Hoe kon het ook, er was waarschijnlijk in heel Werkhoven geen enkele protestant, maar de pastoor Gillis Pietersz. van Heumen was een heel geschikte man. De commissie vond dat hij gerust kon blijven, maar hij moest dan natuurlijk wel dominee worden. Een klein examentje en de zaak zou geregeld zijn. Verheugd dat de pastoor beloofd had daaraan te willen meewerken, vertrokken de heren over de oude Trechtweg naar Cothen, want Werkhoven was verder niet interessant meer. Dat de Werkhovense Heilige Geestmeester nog geklaagd had dat hij jaarlijks maar 20 gulden en 14,5 stuiver had om de armen mee te bedelen en dat die armen bijgevolg wel lagen te creperen, was iets dat de commissie thuis wel ‘es zou bestuderen.
Cothen
Erger was dat in de kerk van Cothen >>>‘dóutaeren, het sacreamentshuis ende de beelden’ nog vast stonden, mits ‘gaders verscheyden zo afgodische ende superstitieuse, zo oock onschriftuermatiae geschreven spreuken’. En dat was geen wonder want de oude pastoor Jan Gerritse was >>>‘noch gansch poaepsch gesint ende gansch superstitieus in sijne bedienige, die oock verklaert, dat hij hem tot de Reformatie niet en soude connen begeven’! Daar kon de commissie het mee doen, zelfs een examentje kon in Cothen de afstand niet overbruggen. Ook met de school is het in Cothen droevig gesteld. De koster houdt ’s winters school, maar heeft geen lokaal en verdient 15 gulden en 2 stuivers per jaar, maar drie maal ’s jaars brengen alle Cothenezen hem een brood! Cothen komt op de urgentielijst van de commissie, dominee Gerobulus wil er zo gauw mogelijk weg, naar Schalkwijk, want daar moet de toestand beter zijn. Maar hem wacht nog een grote beproeving, want de karos passeert eerst het gehucht Dwarsdijk in de rimboe van grienden en drassige weiden ten zuidwesten van Cothen gelegen.
Dwarsdijk
In Dwarsdijk staat een kapel, gewijd aan het H. Sacrament, en daarin hokt een paap: Simon van Arkel, een kapelaan ‘gansch ongesont in leren ende quaat van leven, daartoe bitter ende quaetspreeckende, in de wandelinge bekent onder den titel l’Paep mutse in ’t vuur’.
Schalkwijk
Gauw naar Schalkwijk! Daar wordt de kerk bediend door een soort ‘tussenwezen’, ’t is geen pastoor en ’t is geen dominee, hij preekt niet, maar leest sermoenen van een devote minderbroeder, hij weet weinig van de bijbel, maar heeft het Latijn afgeschaft. Met heel zijn vermogen, zegt hij, wil hij zich inzetten voor het examentje. Verder is het ook in Schalkwijk maar treurig, en ’t is nog wel één van de grootste parochies van de Kromme Rijn: de kerk, de pastorie, de kerkehuizen, het vicarishuis, alle verkeren ze in groot verval. De Sint Anna Broederschap heeft een desolate boedel. Ondanks dat: geen urgentiegeval. Wel op de urgentielijst komen ’t Goy en Houten.
't Goy
In ’t Goy woont een oude frater, die zich als pastoor gedraagt en die weigert de commissie te antwoorden behalve dat hij zal blijven bij de eed die hij eenmaal zijn bisschop heeft gezworen.
Houten
In Houten weet pastoor Jan Aertsz. praktisch niets van de H. Schrift af, maar wil geen examen doen, want hij heeft dat al twee keer gedaan, toen hij de tonsuur ontving en toen hij tot priester gewijd werd en dat vindt hij welletjes. En dan de toestand van het Houtense kerkgebouw, men was met de zo noodzakelijke reparatie begonnen, maar zat nu al met een schuld van 400 gulden. Nu was het een oude gewoonte dat iedere keer als de tienden van het Utrechtse kapittel van S. Marie te Houten werden verpacht, dat de kanunniken dan aan de burgerlijke en kerkelijke overheid van Houten een maaltijd aanboden. Deze keer had men daar maar van afgezien om het geld dat anders aan de vreet- en zuippartij werd besteed, aan de kerk te geven. Vreet- en zuippartij, want dat was het als je bedenkt dat die 120 gulden, die het kostte, 6x zoveel was als wat alle Werkhovense armen in een heel jaar samen van de bedeling kregen.
Bunnik
Snel naar Bunnik. Eerst even afspannen bij de herberg >>>‘De Prinche’ te Vechten en dan naar ‘het centrum van het land, dat toch landelijk is, naar Bunnik. Weer een geval voor de prioriteitenlijst. Pastoor Jan van Gouda heeft nog altaren en andere goddeloze dingen in zijn kerk, en draagt de mis nog op, zoals op jl. Pasen toen hij ‘paepsche' sacrament uitdeelde en enige dagen eerder wijwater verkocht. Dopen en trouwen, ’t gaat allemaal op zijn paaps en inzake het befaamde examentje houdt de pastoor zich op de vlakte.
Odijk
In het land der blinden is één oog koning. Voor de commissie woonde die koning in Odijk. Het gesprek dat de eerwaarde heren daar hadden met pastoor Evert Aelbertsz., was voor hen een verademing. Met hem konden zij een gesprek op niveau voeren, hij had naarstig boeken van calvinistische theologen gelezen. Hij wist er wat van en het feit dat hij kinderen had, verhinderde ds. Gerobulus niet hem een eerbaar man te noemen. Dat hij in een kerk, die nog vol stond met altaren en andere attributen en ornamenten van het Katholicisme, dat hij doopte en trouwde naar believen op de katholieke of op de protestantse wijze, dat alles zag de commissie voorlopig door de vingers want wie was er meer geschikt voor het examentje en de daarop volgende transformatie, dan juist de Odijkse pastoor, die bovendien gemeentesecretaris was? Zeker geen urgentiegeval.
Tull en 't Waal
Via Tull en ’t Waal, waar de kerk ‘gansch desolaat’ ligt en de pastoor>>> ‘een out, miserabel ende in ’t stuck van de religie geheel onervaren man’ is, trekken DE HEREN de Kromme Rijnstreek uit en komen zij op adem in Vreeswijk waar al een predikant gevestigd is, die al met 8 of 9 mensen het Heilig Avondmaal heeft gevierd.
Een treurige toestand op het kerkelijk erf, zo tegen het einde van de 16e eeuw. Aan de ene kant een gedeformeerde Ecclesia Romana, die haar priesters niet goed in de hand heeft kunnen houden. Aan de andere kant de Calvinistische kerk, die in haar plaats moet treden, maar daar door onverschilligheid en conservatisme van de bevolking maar met moeite of hoegenaamd niet in slaagt, alle pastoors onmiddellijk door predikanten te vervangen, die moet rekenen met baantjesjagers onder de predikanten.
Het is een Hervorming op zijn janboerefluitjes, maar de oude kerk is te vermolmd om zelfs aan die gebrekkige reformatie weerstand te bieden. Het is een spannende race: Wie zal winnen? Welk afwasmiddel zal de 16e eeuws vuiligheid kunnen reinigen; het scherpe, uitbijtende midden van ds. Gerobulus of het zachte middel van pastoor Evert uit Odijk?
Lezing van Dr. C. Dekker tijdens het vijfjarig bestaan van de Historische Kring tussen Rijn en Lek. De lezing vond plaats in 1971 op kasteel Beverweerd bij Werkhoven.
Colofon
Auteur: Dr. Cees Dekker
Bron: Tijdschrift Historische Kring Tussen Rijn en Lek 1971 - 2
Titel: De kerk in het midden
Ondertitel: Protestant en Katholiek tussen Rijn en Lek
Lees ook:
Auteur: Henk Reinders
Bron: Tijdschrift Historische Kring Tussen Rijn en Lek 1988 - 4
Titel: De Reformatie in Wijk bij Duurstede
Afbeelding: Het Muizennest, 'de Katholieke emancipatie'