De kerk in het midden Deel I
Protestant en Katholiek in de 16e en 17e eeuw
De historicus Cees Dekker, auteur van het boek ‘Het Kromme Rijngebied in de Middeleeuwen’ neemt ons in zijn lezing mee naar het jaar 1564. Dit jaar was voor de bevolking in dit gebied een jaar zoals alle andere. Een jaar van hard werken voor de landbouwende bevolking, met zo nu en dan een aangename onderbreking vanwege de kermis, die in de meeste dorpen, op verschillende tijden, plaats vond. Wat hier verder gebeurde was steeds een gevolg of een terugslag van de gebeurtenissen elders.
Hoe de geweldige religieuze beweging, die de Reformatie heet en die de Westerse kerk op zijn grondvesten deed wankelen, het gebied bereikte, zullen wij nagaan door een schijnwerper te richten op vier gebeurtenissen in de periode van ca. 1550 tot 1650. Vier gebeurtenissen, die de evolutie niet hebben bepaald. Het illustreert wel de intensiviteit, waarmee de geloofsbeleving gepaard ging. De protestantse linnenwevers uit Wijk bij Duurstede, zowel als de Schalkwijkse Katholieken uit 1651 hadden veel voor hun geloof over. En dan het feest in Odijk, die hadden hun nieuwe pastoor ingehaald! Heer Evert Aelbertsz., opvolger van Willem Blom. Er waren onder de bevolking verdedigers van het oude, en fervente aanhangers van het nieuwe, met daartussen een grote massa, die pastoor Evert Aalbertsz. van Odijk tot hun patroon zouden hebben kunnen kiezen, die het oude niet geheel loslaten, het nieuwe niet bij voorbaat verwerpen, die de kat uit de boom kijken, of die zoals ds. Rommius, alweer uit Odijk, de zaken op veilige afstand gade slaan en een keus uitstellen. Wat gebeurde er?
We gaan een kijkje nemen op de Achterdijk, die destijds, met zijn verlengde, de Trechtweg (nu Provinciale weg) de enige verbindingsweg tussen Utrecht en Wijk bij Duurstede. Het is 27 augustus 1564 in de vooravond. De arbeiders zijn nog bezig met het binnenhalen van de oogst, hoewel de klokken in de torens van Werkhoven, Odijk en Bunnik al hebben geluid voor de vespers. Er komt een kleine stoet aan uit de richting Wijk bij Duurstede. Voorop te paard de stadsschout van Wijk, met het stadwapen op zijn borst, daarachter nog drie ruiters, dienaren van de schout, en achter elk van hun drie paarden een man, gebonden aan een paard, blootshoofds, op blote voeten, vastgeklonken in ijzeren handboeien. De arbeiders, die juist naar huis gaan, weten wie de geboeiden zijn; op de Werkhovense processie heeft men er al over gefluisterd: drie Wijkse poorters: Jan Hendriksz. uit Cothen, kleermaker, Jan Jansz., stoeldraaier, vader van 6 kinderen, en Hendrik Hermansz., linnenwever. Achtenswaardige lieden, broeders van hun ambachtsgilde, maar beschuldigd van de misdaad van ketterij: Wat hebben zij eigenlijk gedaan?
Dank zij het criminele sententieregister van het Hof van Utrecht weten wij het precies! Jan Hendriksz. van Cothen is met Pasen niet ‘te biechte ende ten Heyligen Sacremente’ geweest. Hij heeft twee maal een geheime vergadering te Maurik bijgewoond in het huis van een zekere Aert Dirksz. en éénmaal een dergelijke bijeenkomst te Buren, waar gelezen werd … in het nieuwe testament! Jan Jansz. en Hendrick Hermansz. hebben al twee jaar hun Pasen niet meer gehouden, laatstgenoemde heeft dezelfde geheime bijeenkomsten bijgewoond als Jan Hendriksz. van Cothen, maar heeft bovendien ‘zeeckere quade boucxkens’ gelezen, die door zijn vrouw uit angst zijn verbrand. Jans Jansz. had ook een dergelijk boekje. Hij is maar éénmaal in Maurik geweest, maar naar een zéér geheime vergadering ‘waer eenige disputatien gehouden waren off men die jonge kinderkens behoorden te doopen off nyet’. Kennelijk een bijeenkomst van Doopsgezinden. De schout had zijn plicht gedaan. Een zo openlijk zondigen tegen de plakkaten kon niet in Wijk zelf berecht worden, vandaar de spectaculaire tocht over de Achterdijk regelrecht naar het kasteel Vredenburg, de strafgevangenis van Utrecht. Hoe liep dit verder af?
Wel niet ongunstig. Na een half jaar gevangenschap werden de Wijkenaren in de gelegenheid gesteld hun dwalingen te herroepen. Dit deden zij meteen. De tekst is bewaard gebleven.
‘Ick Jan Hendricksz. van Cothen belije ende bekenne dat ick getwijffelt hebbe aan dat H. weerdige sacrament des autaers, aen dat H. ampt der missen, aan die aanbedinge ende eer, die men den sancten ende die sanctinnen Gods doet, ende versaeck ende abjureer dees voorgenoemde heresieën als godlose dwalinge wesende tegen dat oprecht Christelijck gelove, belovende mitsdeesen mij voortaen te dragen in alles zo een goed Christenmensche ende een gehoorzaam kind der heiliger Catholijcker Roomscher kercke schuldig es te doene. Soe helpe mij God ende alle zijne heiligen.
De bekentenissen werden opgestuurd naar de centrale regering te Brussel en begin maart 1565 kwamen er bij het Hof van Utrecht drie oorkonden binnen, gesteld op naam van koning Filips II en voorzien van zijn groot zegel in rood. De drie Wijkse poorters werden hiermee gratie verleend op de volgende voorwaarde: zij moeten in het openbaar eerst te Utrecht, daarna op de markt te Wijk onder het aanroepen van Gods naam hun dwalingen herroepen, als straf moeten zij iedere zondag en iedere verplichte heilige dag gedurende een jaar de hoogmis en de predicatie in de kerk van S. Jan Baptist te Wijk bij Duurstede bijwonen, na dat jaar moeten zij een certificaat van de pastoor aan het Hof van Utrecht overhandigen.
In een tijd waarin elders in de Nederlanden, vooral in Vlaanderen, Brabant en Holland, duizenden kennis namen van de Calvinistische leer, blijven de Kromme Rijnders gezags- en leergetrouw. Over het peil waarop hun kerkelijk en geestelijk leven stond zijn we niet ingelicht. Maar dat het iedere zondag naar de kerk gaan als gerechtelijke straf kon hanteren, spreekt boekdelen over de kerkgang in het algemeen.
Waren er Calvinisten? Op het platteland hebben wij er geen bewijzen voor. De drie Wijkse gevangenen kan men nauwelijks zo noemen, maar een andere Wijkenaar was het zeker. Dirk Cornelisz., van beroep eveneens Linnenwever, bezocht in 1565 en 1566 bijna dagelijks de Calvinistische geheime bijeenkomsten en predicaties. Op 25 augustus 1566 toen de beeldenstorm Utrecht bereikte, ging hij ijlings naar de stad en deed mee in de Buurkerk, waar hij o.a. een altaar omver trok. In tegenstelling met zijn plaatsgenoten weigerde Dirk Cornelisz, zijn nieuw geloof af te zweren. Hij werd veroordeeld tot de doodstraf, te voltrekken door het koord, als voorbeeld voor anderen. Bij alle narigheid die de Reformatie met zich mee had gebracht had de Kromme Rijnstreek één martelaar voortgebracht en dat was een Protestant!
Lezing van Dr. C. Dekker tijdens het vijfjarig bestaan van de Historische Kring tussen Rijn en Lek. De lezing vond plaats in 1971 op kasteel Beverweerd bij Werkhoven.
Colofon
Auteur: Dr. Cees Dekker
Bron: Tijdschrift Historische Kring Tussen Rijn en Lek 1971 - 2
Titel: De kerk in het midden
Ondertitel: Protestant en Katholiek tussen Rijn en Lek
Lees ook:
Auteur: Henk Reinders
Bron: Tijdschrift Historische Kring Tussen Rijn en Lek 1988 - 4
Titel: De Reformatie in Wijk bij Duurstede
Afbeelding
Bron: Rijksmuseum
Titel: De bijbel op de weegschaal
Referenties
[1] Historische Kring Tussen Rijn en Lek, 1971 nr. 2[2] Historische Kring Tussen Rijn en Lek, 1988 nr. 4
[3] Rijksmuseum
[4] De kerk in het midden deel 2