De St. Anthonisbrink
In de 16e en 17e eeuwse Bunnikse teksten komen drie brinken voor; de Antonisbrink, de Arrisbrink en de Zoogbrink. De St. Anthonisbrink, genoemd naar de heilige Sint Anthonius, is nog steeds duidelijk te herkennen en vormt dan ook het dorpsgezicht van Bunnik. De brink ligt centraal bij de Oude Dorpskerk, met het Oude Raadhuis, het Wapen van Bunnik, de Witte huisjes, een loswal en de Raadhuisbrug over de Kromme Rijn. De brink is ook te herkennen aan de wegen die uitkomen op deze brink, zoals de Dorpsstraat, de Molenweg en de Smalleweg, de Langstraat, Tolhuislaan en de Groeneweg.
Een brink is een open ruimte in een dorp of aan de rand daarvan, waar de boerderijen omheen gegroepeerd staan, meestal beplant met bomen (eiken). De brink diende oorspronkelijk om het vee in te scharen (verzamelen). Vaak lag er op de brink een poel(dobbe of kolk). Iedere ochtend werd het vee naar de brink gedreven. Tegen de avond gingen alle koeien na het uitsplitsen terug naar de boerderij. De wegen die hier ontstonden werden veedriften genoemd. Zij hadden de vorm van een trechter. Bij sommige dorpen is dit nog goed te zien. De brink vormde natuurlijk ook een gemeenschappelijke ontmoetingsruimte en werd zo later vaak het dorpsplein.
De St. Anthonisbrink moet aanzienlijk groter zijn geweest dan was gedacht. Want we kunnen lezen dat na de 16e eeuw verschillende huizen in de Langstraat, die in het oosten grensden aan de brink, met bisschoppelijke toestemming tot kerkelijk bezit werden verklaard. Dit doet vermoeden dat de brink zich in de 17e eeuw vrij ver naar het noorden uitstrekte. Het is dit noordelijke gedeelte van de brink, in de richting van het steenhuis De Beesde, later landhuis Cammingha, dat als Achterbrenck of achterste brenck bekend stond.
Bunnik telde in de negentiende eeuw ongeveer 900 inwoners die voor de helft woonden in de bebouwde dorpskern en rond de St. Anthonisbrink. Iets verderop lagen aan de andere twee brinken, de Arris- en de Zoogbrink, de huizen van ambachtslieden en kleine boeren. Buiten de dorpskern kende Bunnik vele boerderijen met hun landgoederen.
Het gezin was belangrijk in `t gebied van de Kromme Rijn. Generaties lang werd goed gekeken naar gezinsplanning voor het behoud van de boerderij. Wie buiten de boot viel als boerenzoon moest zich zien te redden als arbeider en kwam terecht in een arbeidershuisje. Het is dan ook moeilijk voor te stellen dat een gezin, met gemiddeld vijf personen, kon leven in een huisje met een afmeting van drie bij acht of negen meter diep.
Hier en daar stonden deze huisjes in groepjes met een erf of een kleine boomgaard daartussen. Voor de Dorpskerk stonden de daggelderswoningen en de ruimte hiervan was, ieder afzonderlijk, niet meer dan een kamer met stookplaats en een berg- of slaapzolder. Daggelders waren landarbeiders die een dagloon kregen. Ook aan de Eendrachtstraat ``t Slot`, bij het winkelcentrum in Bunnik, stonden ze. Daggelders die werkten bij Oud-Amelisweerd, woonden in zo`n groepje kleine woningen met de naam `de Vinkenbuurt`. Aan de Langstraat, de oudste straat van Bunnik, stonden enkele Diaconiewoningen achter elkaar gerangschikt aan de Kromme Rijn.
Colofon
Auteur: Meike de Vries
Bron: Bunnik, H. Reinders
Foto`s: Open Monumenten Dag
[1] Sint Anthonisbrink Bunnik 1940 - 1960
[2] Kromme Rijn en kerkbruggetje Bunnik
[3] Boerderij Dorpsstraat 1, vroegere boerderij, gemeentehuis en nu 3 woonhuizen
[4] Langstraat boerderij Van Engelen, Bunnik
[5] Loswal, Bunnik, 1960
[6] Kleine huisjes in de Langstraat Diaconiehuisjes
[7] Smederij Koster Hoek Dorpsstraat Langstraat, Bunnik
[8] Dorpsstraat Bunnik 1926
[9] Wapen van Bunnik 1975 [bron: Beelden RAZU 56580]
[10] Smederij Jacomina Bringenberg Dorpsstraat 9 [bron: Beelden RAZU]