Een dorpsbakker Van Ettekoven 2


Een dorpsbakker Van Ettekoven 2
©: W.H. Van Ettekoven, 1948 Opening nieuwe winkel, Dorpsstraat 44 Bunnik

CAREL F. VAN ETTEKOVEN (1912 - 1976) Generatie 2

Carel Van Ettekoven, die in 1933 was getrouwd met Maria De Geest, was een man van zijn tijd. Met zijn vooruitziende blik wist hij zich prima aan te passen aan de nieuwe tijd van de versnelling en schaalvergroting van het dorp Bunnik. 

Wim Van Ettekoven: Begin 20e eeuw woonden de Bunnikers nog verspreid op boerderijen en minder in de kom, het dorp. Het hield voor mijn vader Carel en zijn broer Gerrit in dat zij na schooltijd moesten meehelpen in de bakkerij, vooral bij de bezorging van brood werden zij ingeschakeld. Het brood werd uitgevent in Bunnik en in wijde omgeving. Dit kostte veel tijd. Voor al deze klanten die ver weg woonden gebruikten ze een transportfiets met een mand voorop en voor de klanten in Bunnik een duwkar. Aan het stuur hingen tassen waarin rollen beschuit en koekjes. Deze zouden anders tussen het brood in de mand beschadigen. Het was een hele zorg om alles goed bij de klanten te krijgen, vooral bij regen en wind moest je ware kunstgrepen toepassen en alles toedekken om het brood en je spullen droog te kunnen afleveren. En dan te bedenken dat in die tijd een heel brood 19 cent kostte. Mijn oom Kees, opa’s jongste zoon, weet zich nog te herinneren dat er klanten waren die iedere dag een halfje brood kochten. Zij betaalden de ene dag tien cent, en de volgende dag negen. De mensen letten toen ook al flink op de kleintjes. Hij weet nog van een klant die met een verjaardag altijd een beste bestelling deed, maar er werd wel bij gezegd: ‘bakker, de koekjes niet te groot en de gebakjes niet te klein.’ Koekjes werden per gewicht verkocht en gebakjes per stuk, vandaar. De aanschaf van een bakfiets was al een hele verbetering. Bruin- en witbrood konden netjes gesorteerd in de grote bak worden gezet met nog een laag brood er dwars bovenop en voor bij-artikelen was een aparte ruimte.

Met behulp van enkele cursussen had vader zich verder in het bakkersvak bekwaamd. Voor het echte contact met vakgenoten sloot hij zich aan bij de Zeister Bakkersvereniging. Deze stond onder leiding van bakker Van Ingen. Van Ingen was geen gewone maar een herenbakker, een man met gezag. Als er vanuit de Zeister Bakkersvereniging vakcursussen georganiseerd werden, zocht men een grote en goed ingerichte bakkerij uit. Mijn vader heeft zijn aanvullende cursussen gevolgd bij bakkerij Dorresteijn aan de Hogeweg. 

In 1947 nam mijn vader definitief de bakkerij over. Een jaar na opa’s dood liet hij een bakkerij achter de winkel in de Dorpsstraat 44 bouwen. Daarvoor moest geld worden geleend en vader dacht dit even bij de BOAZ- bank te doen. Dat viel echter tegen. In deze tijd hadden de agrariërs het nog voor het zeggen; in de gemeenteraad in Bunnik als ook in het bestuur van de BOAZ-bank. Dit zou in de vijftiger jaren veranderen. Nu kwamen zij nog persoonlijk in de Dorpsstraat kijken of de aanvraag wel verantwoord was. Kennelijk vonden zij van niet want ze wezen de lening af. Later heeft de directeur, de heer Gijs Van Wijgerden, waar vader min of meer mee bevriend was, de aanvraag er toch doorgekregen. Mijn vader genoot van het bouwproces. Zodra hij maar kon ging hij na zijn werk meteen door met het regelen. De bakkerij werd ingericht met een BAKO heet-wateroven met twee bakruimten, een moderne investering voor die tijd, en verder kwam er een nieuwe deegmachine en een klutsmachine. De oven werd gestookt met briketten. 

We kregen het steeds drukker in de bakkerij. Na de tweede wereldoorlog kwam de bevolkingsgroei in een versnelling. Er was een babyboom, maar ook woningnood, met als gevolg dat de nieuwbouw in het dorp op gang kwam. Bunnik werd al gauw een ‘slaapdorp’ genoemd. Maar voor de bakker was het goed. Er waren in 1947 in Bunnik 6 bakkers. Bij ons werd de BAKO oven ingeruild voor een LIVAKO oven waar in één keer 156 broden in werden gebakken. 

Vader was een echte broodbakker met als specialiteit: gevlochten broodjes in allerlei variaties. Hij was aangesloten bij de Nederlandse bakkersbond en ieder jaar ging hij naar de landelijke bijeenkomst ervan. In 1958 werd die gehouden in Arnhem. Als thema stond centraal de ‘parallellisatie’. De tijd dat de mensen alleen groenten bij de groenteman, vlees bij de slager en brood bij de bakker konden kopen, was immers voorbij. Met één diploma mochten wederverkopers brood, vlees, groenten en allerlei andere levensmiddelen verkopen. De opkomst van de supermarkt was daar. Het aantal verkooppunten waar men brood kon kopen breidde zich uit. Het was moeilijk personeel nog te krijgen. Overal staken de bakkers de koppen bij elkaar en ging men over op wijksanering. 

Zo niet in Bunnik. Mijn vader was een vooruitstrevend man. Hij voorzag dat aan het bezorgen van brood een keer een einde zou komen en dat de winkelverkoop belangrijk zou worden. Zeker voor een bakkerswinkel als de onze, die op zo’n centraal punt in het dorp gevestigd was. Daarom liet mijn vader in 1961 de winkel met het magazijn groots verbouwen en moderniseren. Het feit dat de winkel veel drukker zou worden, bracht met zich mee dat ook de verantwoordelijkheid van de bakkersvrouw zou groeien. Het werk in de winkel, het contact en meeleven met mensen was voor mijn moeder haar lust en haar leven. Mijn moeder was ook een prima zakenvrouw. Tot op hoge leeftijd heeft zij bij ons in de winkel gestaan en nadat zij niet meer in de winkel werkte, maakte ze nog graag de kas op en telde het geld. 

In 1962 staken in Bunnik enkele bakkers, waaronder ook mijn vader, de koppen bij elkaar, voor de oprichting van een inkoopvereniging voor bakkers, waarbij de initiatiefnemers in de avonduren op pad gingen om bakkers voor te lichten over de voordelen van gezamenlijk inkopen. Het werd een groot succes; op 10 januari 1962 werd de coöperatieve inkoopvereniging `Het Backershuys` opgericht. Dit initiatief is uitgegroeid tot een organisatie die ongeveer 800 leden telt. Vanuit de organisatie is ook het C.A.D., De Centrale Accountantsdienst ontstaan. Vele aangesloten bakkers laten hun bedrijfsadministratie verzorgen door medewerkers van het C.A.D. Ik ben er trots op dat mijn vader tot één van de oprichters van het Backershuys gerekend mag worden en tien jaar lid is geweest van de Raad van Toezicht. Mijn vader was een vooruitstrevend man. 

Zijn zaak werd in 1966 omgezet van een éénmanszaak in een VOF, een vennootschap onder firma. De boekhouding deed hij altijd zelf. Toen hij zich al niet meer zo goed voelde vond mijn moeder dat hij de kinderen meer bij de zaak moest betrekken. Hij had al vroeg last van zijn benen. Om zich toch nog een beetje nuttig te voelen bezorgde hij ’s middags met de auto nog een wijkje buitenaf. We hoorden dat vader in de auto bleef zitten en op de claxon drukte zodat de mensen naar de auto kwamen. Soms bleef hij lang bij de mensen praten, omdat dat nog een verzetje voor hem was. Hij overleed in 1976 op 64 jarige leeftijd. Hoogtepunten in zijn bakkersleven waren de verbouwing van de winkel in 1961 en samen met moeder uitgaan met de bakkersvereniging van Zeist. 

Colofon

Auteur: W.H. Van Ettekoven

Bron: 

[1] Een Dorpsbakker, 3 generaties bakkerij Van Ettekoven in Bunnik

Foto`s: familiealbum Van Ettekoven

© Tekst: W.H. Van Ettekoven © Foto voorblad: W.H. Van Ettekoven, 1948 Opening nieuwe winkel, Dorpsstraat 44 Bunnik
Lees meer

Gerelateerde informatie


OnderwerpenFoto’s





Reageren

Via onderstaand formulier kunt u een reactie achterlaten voor de auteur of de eigenaar van het item. (Meike de Vries (Bunnik))