Herinnering ETEN VAN MOEDERAARDE Loes Teunissen
Konijnen
Hoe dicht bij elkaar ligt het geluk en de rampzaligheid van het bezit van een volkstuin. Hoe onvoorspelbaar is de overvloedige oogst van de ene groente en de totale mislukking van de andere. We hebben het allemaal meegemaakt. Het begon voor ons met een tuin in huur van de gemeente Bunnik in de jaren ’70.
Het was in de jaren van ETEN VAN MOEDER AARDE, de jaren van gezond eten voor jezelf en vooral voor het milieu, en dan was het eten van je eigen gekweekte groente als je de kans had de hemel op aarde. We konden ons het goed voorstellen, al die heerlijke kroppen sla, de rode bessen, de tuinboontjes en de bieten. Vers en vol vitaminen. De tegenslagen, daar heb je als je aan zo’n tuin begint nog niet gelijk een beeld van. Dat we te maken zouden krijgen met lange slechtweer periodes en onze ondeskundigheid. En met de gebruikelijke aantastingen van de oogsten door ziektes, schimmels en schadelijke beesten. Maar een treuriger jaar dan 2012 hadden we nog niet meegemaakt.
We hadden het geluk dat we via loting een perceeltje van 150 m2 kregen toegewezen, vlak bij het spoor en de A12 en gingen aan de slag. Het viel dus niet altijd mee, dat zelf kweken. Het kostte veel tijd, veel meer tijd dan we gedacht hadden. We voelden ook altijd de dwang: we moeten deze week zaaien, nu moeten we echt vandaag oogsten. Als we geen water geven gaat alles dood, dus moest het hele gezin pompen en sjouwen met de gieters. Drie weken vakantie leverde meer onkruid dan groenten op, want minstens een keer per week moet je wiedend de tuin rond wilde je niet dat je zaaisels overwoekerd werden met o.a. kweekgras en heermoes. Doorgewinterde tuinders weten dat, wij moesten dat nog leren. Maar we hadden ook veel plezier van het tuinieren, de opbrengsten waren vaak verrassend goed. Soms een overvloed, weggeven of toch een diepvriezer aanschaffen was de oplossing.
Er kwam na een aantal leuke jaren op ons landje een grote verandering. Bunnik moest uitgebreid worden met een bedrijventerrein en al gauw werden de volkstuinen daaraan opgeofferd . We kregen een nieuwe plek toegewezen. Hoewel de ligging van dat nieuwe complex heel fijn was: grenzend aan een rivierbos van het Utrechts Landschap, was die verandering niet helemaal een verbetering. De zware kleigrond op het nieuwe perceel was minder geschikt voor tuinieren zoals we het gewend waren. Zowel het spitten als het wieden ging daar veel meer inspanning kosten. Sommige groenten deden het niet goed, waren vatbaarder dan we gewend waren voor invasies van slakken en rupsen en vreemde kevertjes die alles op aten. We kwamen er gelukkig bijtijds achter dat deze Bunnikse grond heel geschikt is voor fruitteelt, vanouds is de Kromme Rijnstreek een fruitgebied. Zonder giftige bestrijdingsmiddelen kweek je hier heerlijke aardbeien, bessen, overvloedig kruisbessen, pruimen en de hele zomer door frambozen.
We genoten van de mooie plek dicht bij de Nienhof. Vanaf het begin daar was het meer geworden dan alleen een groentetuintje er op na houden. Er naar toe gaan was anders dan naar de vroegere tuin aan de spoorweg, niet alleen een uurtje werken maar een uur in de natuur zijn in het gezelschap van vogels, padden,en soms een ringslang.
Maar dan de konijnen, je zag ze altijd in de omgeving van onze tuinen. Leuk eigenlijk, maar dan wel buiten de hekken, een enkele keer ook er binnen. Ik herinner me nog dat ene dode jonge konijntje in mijn tuin, een knuffelkonijntje, zo schattig en zo droevig. Maar langzamerhand kwamen er meer en kwam er voortdurend schade zoals een door zo’n beest afgeknabbelde witte kool. En het werd hoe langer hoe erger, in het voorjaar van 2012 wemelde het uiteindelijk van de konijnen, zowel binnen als buiten het volkstuinencomplex, want ook op de dichtbij gelegen sportvelden vermeerderden de konijnenfamilies zich. Hand-, korf- en voetballers zakten midden in een wedstrijd weg in vers gegraven konijnenholen. Konijnen eten uiteindelijk alles, groenten verbouwen werd zinloos. Het zag er steeds minder leuk uit op het complex, iedereen verzamelde hekwerk, schotten, plastic en gaas om alles af te schermen. Toch wisten konijnen altijd weer een gaatje te vinden waar ze door naar binnen konden om zich te verzadigen aan prille boontjesplanten, pas opgekomen sla of fijne bietenblaadjes. Vooral de jonge konijntjes werden kennelijk door hun ouders gestuurd om onwaarschijnlijk kleine openingen in de versperringen te nemen.
Tuinieren was toen voor mij daar alleen nog maar een gevecht tegen de konijnen geworden. Kon ik vorig jaar nog drie kilo boontjes redden, dit jaar werd de opbrengst nul. Groenten die konijnen lekker vinden zoals boerenkool, raapstelen en sla deed ik niet meer, rabarber, prei en uien vinden ze niet zo geweldig, de bedden werden daar dus voorlopig mee ingevuld. Gelukkig houden ze niet van fruit, maar helaas wel van de bast van jonge fruitboompjes.
Een medetuinder nam het gevecht met de konijnen letterlijk. Hij vertelde mij dat hij er een in zijn tuin in een hoek had gedreven en gevangen en gedood had. En thuis gebraden. Dat ging me toch wel ver. Maar ik hoopte op een vervelende ziekte onder konijnen of veel natuurlijke vijanden, opgeruimd allemaal.
Maar wat handelde die tuinder realistisch: zijn tuin leverde hem een volledige traditionele maaltijd op: aardappelen, groente, vlees. Als alle zestig leden van de volkstuinvereniging zo’n konijn te pakken hadden genomen, wie weet waren mijn boontjes dit jaar dan gered. Maar wat een bloedige taferelen zou dat opgeleverd hebben.
Toen kwam er twee keer een mailtje. Ga op een bepaalde maandagochtend niet naar je tuin: wegens jacht op de Nienhof en omgeving. Wat roofvogels of vossen niet voor elkaar kregen, na de twee jachtpartijen heb ik geen konijn meer gezien. Ik mis ze niet echt, maar er is een vreemde stilte over ons tuinencomplex gevallen.
Colofon
Auteur: Loes Teunissen
Referenties
[1] Eten van Moeder Aarde[2] Eten van Moeder Aarde