Van Via Regia naar weiland
U wilt naar Zeist? Via de oude route?
Al in de middeleeuwen liep er een internationale landweg tussen Utrecht en Keulen dwars door Zeist. Vanaf Utrecht trokken reizigers via het rivierkleigebied naar Zeist en vervolgden zij langs de zuidelijke flank van de heuvelrug hun weg oostwaarts. Volgens de overlevering vormde de Brugakkerweg door het stroomgebied van de Rijn een belangrijke schakel in die route. Daarvan is nu niets meer te zien. Alleen de kadastrale naam Brugakker van enkele percelen weiland (een naam die ook aan de naoorlogse wijk Brugakker in Zeist is gegeven) refereert hier nog aan. Hoe verging het deze schakel in de Via Regia, de Koningsweg tussen Utrecht en Keulen in de loop der eeuwen?
Via Regia
Van de elfde tot de zestiende eeuw bezaten de bisschoppen van Utrecht in wisselende mate ook wereldlijke macht over het Nedersticht. De bisschop kreeg zijn regeringsrechten in leen van de keizer van het Heilige Roomse Rijk. De laatste bisschop met wereldlijke macht was Hendrik II van Beieren, die in 1529 zijn gezag over het Sticht overdroeg aan keizer Karel V.1
Rond 1050 was de bisschop de belangrijkste grondbezitter in het Nedersticht. De machtsbasis van de bisschoppen berustte op hun grondeigendom, dat hen zeker stelde van regelmatige inkomsten. Vanaf de dertiende eeuw schenken de bisschoppen delen van hun bezit aan kerkelijke instellingen of geven ze deze te leen aan adellijke heren of in pacht aan boeren. Regelmatig zijn er geschillen tussen de bisschop en de vorst en tussen de bisschop en anderen over de vraag wie er in een bepaald gebied rechten mag doen gelden en belastingen mag heffen. Reden genoeg om veelvuldig met elkaar in contact te treden en kwesties al dan niet met harde hand op te lossen. De bisschop van Utrecht en de vorst van het Duitse rijk voerden dan ook regelmatig overleg.
Ook binnen zijn territorium had de bisschop voortdurend contact met zijn onderdanen. Dat bracht regelmatige verplaatsingen met zich mee. Over grote afstanden tussen Utrecht en Keulen, één van de domicilies van de vorst. En tussen Utrecht en Zeist.
Het luiden van de klok
In Zeist stond een bisschoppelijk hof waar de bisschoppelijke tienden, die over de goederen uit een ruim gebied werden geheven, werden verzameld. De band van de bisschop met Zeist was bepaald speciaal. Zo was het traditie dat iedere nieuwe bisschop middels het luiden van de plaatselijke kerkklok zijn wereldlijk gezag over het Nedersticht bevestigde.2
Het reizen
In de elfde en twaalfde eeuw bezochten de meeste Duitse keizers de stad Utrecht een paar keer tijdens hun regering. Tussen de Oudegracht en het Domplein stond het keizerlijk paleis, Lofen, waar de vorst tijdens zijn bezoek verbleef. Restanten daarvan zijn bewaard gebleven in de kelders van enkele panden aan de Vismarkt en het Domplein.Omgekeerd reisden de bisschoppen voor overleg naar de keizer in Keulen. Hoewel verreweg het meeste verkeer en transport over water ging, werd voor de ontmoetingen tussen de Duitse keizer en de bisschop meestal de voorkeur gegeven aan de veel snellere route over land. Waarschijnlijk reisde dan een imposant gezelschap te paard door veelal nog onontgonnen streken.
Toen in de loop van de twaalfde eeuw niet langer de keizer de bisschoppen benoemde, was er weinig reden meer tot intensief overleg. Het keizerlijk paleis, dat bij een grote stadsbrand in 1253 volledig in de as was gelegd, werd dan ook niet herbouwd. De Via Regia functioneerde niet meer als zodanig.
Een reisbeschrijving
Circa 1154 werd beschreven welke route de keizer dan wel zijn leenman nam. Vanuit Keulen voerde de reis via Neuss en Xanten naar Arnhem en vervolgens via Zeist naar Utrecht. 3 Deze route zal al langere tijd in gebruik zijn geweest. In het Nedersticht liep de route langs de voet van de heuvelrug. Volgens de meeste auteurs werd in de elfde eeuw vanaf Zeist een route gekozen via het Kromme Rijngebied, waar via de Breesteeg (de huidige Koppelweg), de Zeisterbrug en de Brugakkerweg langs de noordoever van de Kromme Rijn de Tolsteegpoort te Utrecht werd bereikt. 4
Na de afdamming van de Rijn bij Wijk bij Duurstede in 1122 waren in het Kromme Rijngebied nieuwe ontginningen mogelijk. Deze gingen gepaard met de aanleg van nieuwe kades en wegen, waardoor er verschillende alternatieve verbindingen ontstonden. De belangrijkste nieuwe route tussen Utrecht en Zeist verscheen in 1139 op de kaart met de aanleg van een weg vanaf Utrecht naar het Vrouwenklooster te De Bilt. Rond 1290 werd deze weg zelfs verhard. Algemeen wordt aangenomen dat deze weg de hoofdverbinding ging vormen vanaf Utrecht naar het oosten.5 Maar dit was niet de enige. Sommige reizigers werden gedwongen een andere route te nemen. Zo golden er op de Steenweg naar De Bilt in ieder geval vanaf 1433 beperkingen. Daarop mochten bijvoorbeeld geen wagens met ijzerbeslagen wielen rijden.6
Heerweg
Met de komst van alternatieve routes van Zeist naar Utrecht was de rol van de Brugakkerweg niet uitgespeeld, zo blijkt uit verschillende bronnen. Het oude cultuurland van Zeist, de eng, lag direct aan de zuidzijde van de Utrechtse heuvelrug, met het bisschoppelijk hof aan de Brink en de kerk als centrum.
De Zeister Rijn
Ten zuiden van deze strook stroomde voor de jaartelling de Zeister Rijn. Toen rond die tijd de Kromme Rijn zijn huidige loop kreeg, dwars door de oude lopen heen, begon de verlanding van de oude Rijnloop.7 Oude Rijngeulen zijn nog gedeeltelijk zichtbaar op een uitsnede van het Actueel Hoogtebestand Nederland.8
De Zeisteroever
De Zeister Rijn bleef nog eeuwenlang in gedeeltelijk verlande en moerassige staat voortbestaan. De aanvoer van hemelwater vanaf de hogere zandgronden speelde daarbij een belangrijke rol. De oudste ontginning van het rivierkleiland was die van Zeisteroever. Deze moet al in de tiende eeuw hebben plaatsgevonden. Dit gebied werd vanuit Zeist ontgonnen en was dan ook van meet af aan vanuit Zeist bereikbaar via de Breesteeg die bij de eng begon en de Brugakkerweg. De Zeister- of Koppelbrug die beide wegen verbindt, dateert vermoedelijk uit die tijd en diende ter overbrugging van een tak van de Zeister Rijn.9 Een andere tak ten oosten van de Brugakkerweg leidde naar de Kromme Rijn.
Een vroonhof te Zeist
Tot in de veertiende eeuw was daarover nog scheepvaart mogelijk. Dat er schepen voeren vanuit Zeist over de Zeister Rijntak richting Utrecht had alles te maken met de aanwezigheid van een vroonhof aan de Brink te Zeist. Zeist was een administratief centrum van bisschoppelijke domeinen. De bisschop bezat in en rond Zeist talloze percelen die hij tegen pacht liet bewerken. Zo waren de nonnen van het Vrouwenklooster in De Bilt verplicht hun jaarlijkse betaling over het stuk veenland dat bisschop Gwijde van Avesnes hen in 1308 schonk te voldoen "in onsen hof tot Zeyst". 10
De pacht werd aanvankelijk voornamelijk voldaan door de levering van dieren en goederen die aan de Brink werden samengebracht en vandaar verder werden getransporteerd naar Utrecht. De hof lag dichtbij de nog bevaarbare tak van de Zeister Rijn, zodat dieren en goederen per schip naar Utrecht gebracht konden worden.
De Zeisterbrug
Uit de bisschoppelijke Rekeningen blijkt dat dit belangrijke inzamelcentrum al voor 1328 verplaatst werd naar de Zeisterbrug, enkele honderden meters verderop. Wellicht was in het begin van de veertiende eeuw transport vanaf het oude hof door verlanding niet meer mogelijk, maar vanaf de Zeisterbrug nog wel. De hof werd toen verpacht.11 De aan- en afvoer van zoveel goederen en beesten zal tot grote drukte hebben geleid op de Brink en later rond de Zeisterbrug. In de loop van de tijd werd de pacht steeds vaker voldaan door het betalen van een geldbedrag.12
Dat betekende een sterke vereenvoudiging van de afhandeling. In de vijftiende eeuw werd tenslotte de invordering naar Utrecht verplaatst. De Zeisterbrug was in de veertiende en vijftiende eeuw ook de plek waar periodiek recht gesproken werd. Vanaf deze belangrijke plek was Utrecht, zeker te voet en per paard, het snelst te bereiken via de Brugakkerweg en deze zal dan ook in deze eeuwen veelvuldig zijn gebruikt.
Landschap en reliëf
De Brugakkerweg liep vanaf de Zeisterbrug naar de Vinkenbuurt vlakbij de Kromme Rijn. De weg lag op een oeverwal, ongeveer een halve meter hoger dan de evenwijdig eraan lopende percelen en kende halverwege een verlaging. Op de topografische kaart is op die plek een vlonder ingetekend. De oeverwal en het gehele ten oosten daarvan gelegen komgebied werd doorsneden door voormalige stroombeddingen.
Colofon
Auteur: Henk Schmal
Boek: Het landschap beschreven. Historisch-geografische opstellen voor Hans Renes, onder redactie van Jaap Evert Abrahamse e.a. (Hilversum, Verloren, 2021)
Referenties
[1] Het Gilde Zeist[2] Het Rozenhuis Zeist
[3] Boek: Het landschap beschreven, Historisch-geografische opstellen voor Hans Renes, red. Jaap Evert Abrahamse e.a.
[4] Utrecht Altijd De historische weg van Utrecht naar Keulen