De freule vertelt over het Zeister leven tussen 1880 en 1900


De freule vertelt over het Zeister leven tussen 1880 en 1900
©: Anoniem, v.d. Poll familie mei 1895

De freule aan het woord

Mij is gevraagd om mijn herinneringen over Zeist mee te delen. Ik ben Joanna Margaretha Elisabeth van de Poll (1872-1970). Natuurlijk zit ik, zo aan het eind van mijn leven, vol aan herinneringen. Waar zal ik mee beginnen of waar zal ik eindigen? Eigenlijk ben ik pas vanaf 1880, toen ik 8 jaar was, bewust geworden van hetgeen in Zeist gebeurde; daar kan ik over spreken. 

Zeist was een mooi, rustig bosrijk oud dorp met prachtige buitenplaatsen en herenhuizen. Zoveel van die herenhuizen zijn nu verbouwd tot flatgebouwen. Zoals een oude zeisterse weduwe mij onlangs  schreef: Hoe vindt u het toch dat al die mooie huizen vogelkooitjes worden met zaadbakjes ervoor?

Middelpunt van het eigenlijke dorp vroeger was het Rond met de twee Dorpsstraten. Het eind van het dorp was waar nu de winkel van Kraal staat en waar de eikenhouten bosjes begonnen.Persoonlijk betreur ik het dat er zoveel veranderd is en het dorp een druk roezemoezig stadsbeeld geeft en zijn eigen aardig cachet volkomen verliest. 

Zeer te betreuren is de verhouding tussen de mensen onderling . Vroeger was het heel merkwaardig. Er was een heel groot verschil in stand. Daarentegen een veel grotere band tussen die mensen onderling. Veel meer persoonlijke belangstelling en vriendschap voor elkaar. Nu is dit nog slechts bij enkelen over gebleven. Op "Beek en Royen", waar wij 92 jaar gewoond hebben, kenden wij alle families in de Dorpsstraten. Wij wisten van elkaar de verjaardagen. Wij keken wie er kwam en wie er niet  kwam, niet uit nieuwsgierigheid maar uit interesse. De rust van het dorp kunt u zich zeker niet voorstellen. 

De kinderen knikkerden op straat. Er was helemaal geen gevaar. Mijn vader gooide wel eens een paar chocolaadjes naar beneden om ze te paaien. Zij speelden haasje – over, over de paaltjes van de Laan van Beek en Royen. Zo stil was het dat wij 's avonds in de zomer aan de voorkant op straat konden theedrinken en het aardig vonden als er eens een wagen voorbijkwam of een equipage van de buitenplaatsen. 

Een cultureel leven was er in Zeist eigenlijk niet. Dat is pas begonnen in 1870. Toen de oprichting plaats had van de afdeling Zeist van de Maatschappij van Toonkunst door mr E.B. Labouchère en mijn vader. In 1882 volgde de oprichting van de Harmonie door mijn vader, Herman Meerdink en Herman Lentz. Vóórdien was er steeds het prachtige orgelspel van Herman Meerdink in de kerk en alleen de kerkmuziek bij de Hernhutters. 

Hoe zeer men eigenlijk in die tijd behoefte had aan muziek bleek uit het feit dat tijdens de repetities van de Harmonie in de Nieuwe Sociëteit, die op de hoek van de Hogeweg en de Donkere Laan stond, een groot publiek daarnaar kwam luisteren, steunende op hun rijwielen; een paard en wagen dat er langs kwam, moest maar een eindje om rijden, want ze wensten niet gestoord te worden.

Een groot verschil was er ook tussen armen en heel rijken. Er was geen armenzorg. Alles kwam eigenlijk neer op de weldadige dames, de gezusters Voomberg, mevrouw Van Loon van "Hoog Beek en Royen", mevrouw Pauw 5) van "Pavia" en mevrouw Labouchère van het Slot. Uitgaande van het principe de rechterhand mag niet weten wat de linker doet. De dames deden liefdadigheid in alle stilte .

Veel dankbaarheid was er niet. De dames hadden hun vaste dagen, waarom men mocht komen, eigenlijk bedelen. Op de dag dat mevrouw Van Loon het uur had om hen te woord te staan, verzamelden de vrouwen zich allemaal op de hoek van de Laan van Beek en Royen en de Oriebergseweg. En wij konden vanuit onze open ramen de commentaren horen over die arme mevrouw Van Loon, en arm was zij in dat opzicht, die ongezouten besproken werd . Zo kwam er eens een harde stem, die riep toen zij terug kwam: "Nou dat mens, dat kreng, heeft vandaag maar weer f 1,-- gegeven".

Langzamerhand werd duidelijk dat die arme gezinnen de betrokken dames schromelijk voor de gek hielden. En zij namen een Zeistenaar om controle uit te oefenen. Ook dat hielp niet. Later werd Armenzorg opgericht en de dames waren doodongelukkig dat de particuliere liefdadigheid aan banden werd gelegd en dat zij in het vervolg een verklaring moesten ondertekenen van alles wat zij gaven. Maar dit was hoognodig en droeg bij om bedrog tegen te gaan. Gelukkig dat de sociale zorg in steeds betere banen werd geleid. Zo waren er op allerlei gebied verbeteringen aangebracht die thans onmisbaar zijn en die ik zeer zeker erken. Veel moois van vroeger behoort tot het verleden en daar kan ik nog wel eens zeer naar terug verlangen. 

‘Elke plaats had toen haar eigen dorpsgekkies’

Gaarne zou ik nog iets willen vertellen van de types die Zeist vroeger had. Elke plaats had toen haar eigen dorpsgekkies. Ook Zeist. Men liet ze kalm hun gang gaan. Nu zouden ze opgenomen worden in een inrichting, maar die bestonden vroeger nog niet. En bejaardentehuizen waren er ook nog niet. Er was een zekere jongeman van ongeveer 20 jaar, voor zover als ik mij herinner, Jantje van de Achterheuvel. Hoe zijn achternaam was, weet ik niet. Een treurig uiterlijk , hangende traanogen en een hinkende manier van lopen, maar doodgoed. Zo betrouwbaar dat vrouwen die op een drukke dag geen raad wisten met hun kinderen hen geheel aan hem toevertrouwden. Jantje, die met de kinderwagen er op uit ging, kwam weer vrolijk en vriendelijk terug met het kind, goed verzorgd en op tijd thuis. Geen mens die hem kwaad deed, ook geen jeugd . Dan was er Keesje Post. Die was heel anders . Het was een onschuldige gek, maar die de malste dingen verzon. Eens had hij kans gezien om in de molen op de Bergweg een zak met meel te veroveren. Hij strooide het meel uit op de grond en wentelde zich daarin. Spierwit kwam Keesje te voorschijn. Hij nam toen een paraplu waar alle zijde uitgetrokken was, zodat alleen de baleinen overbleven en bond aan elke balein een dode rat. Zo kwam hij langs ons huis. Wij, kinderen, hadden natuur lijk dolle pret, maar men liet hem kalm gaan. Later is hij in het slootje van de  Blikkenburgerlaan gevallen en verdronken. 

Bij de brand van de Broedergemeente onlangs is mij weer te binnen geschoten wat Keesje ook eens deed. Er was een binnenbrandje in een huis op het Zusterplein. Mijn broer  ging er heen en hielp van alles, dus kostbaarheden; uit het huis te halen. De politie stond nog niet bij de brug om de mensen tegen te houden. Keesje ging er ook heen en ging eens kijken of er niets te pakken was in de keuken. Toevallig was er net een verjaardag geweest, dus Keesje vond klieken van de taart en flessen wijn. Hij ging met zijn kornuiten midden op het Zusterplein in het gras zitten en ze deden zich heerlijk te goed en lieten de hele boel maar branden.

Nu komen er een paar Zeistenaren, die waren niet krankzinnig maar toch wel een beetje vreemd . Daar had je Zwarte Hans, die was zwart van haar en heel klein. Ook zwart in alle rimpels van haar gezicht, want daar kwam nooit een spons bij te pas. Zij werd een paar keer per jaar door mijn moeder aangeroepen om de gele steentjes van het trottoir, waar het gras tussen groeide, schoon te maken. De goede ziel deed dat op haar knieën op een oud stuk tapijt en met behulp van een kromme spijker. Als alles schoon was, werd zij zelf later geschrobd en met loog afgewerkt. Dan was er Piet de Peel, die in een tentje in de schaatsenrijders tijd met een pot rokende turf op de Blikkenburgervaart borrels en warme dranken verkocht. Dan was er juffrouw Lutteberg, genaamd Lut, die leefde in adoratie van de gezusters Van Loon, Pauw en Labouchere. Urenlang stond zij te wachten bij het hek van "Hoog Beek en Rooyen" om maar een glimpje op te vangen als mevrouw Van Loon thuis kwam. Dan was er Cornelia Jansen, die in 1885 nog geen afstand kon doen van haar crinoline. Die prachtig schaatsen reed, buitenover tot groot vermaak van de zoons van Labouchère van het Slot, die reden met haar, maar konden alleen met de hand de hare bereiken vanwege de crinoline en zo zwierden zij met haar in brede slagen over de Slotvijver, tot groot vermaak van het publiek. 

In de Broedergemeente was een broeder Grasman. Hij deed voor de gemeente boodschappen en bracht de brieven op de post. Het postkantoor was toen in de lste Dorpsstraat. De beambten hadden het niet bijzonder druk. Eén van hen had gemerkt dat broeder Grasman wanneer hij een brief in de bus had gedaan terugliep en telkens omkeek of de brief er wel in lag. Toen Grasman goed en wel bij het Schneiderhotel was, liet de postbeambte de brief weer heel voorzichtig halverwege uit de bus piepen. Zo gebeurde dat enige keren en elke keer vloog die arme Grasman er in en holde weer naar de bus toe. Net als hij het puntje van de brief wou pakken, zakte de brief weer naar binnen. Dit was eigenlijk een onschuldige voor- de-gek-houderij, maar toch nog wel geestig.

Zo, nou is het op!

Afscheid van 'Beek en Royen'

Zeist. Joanna Margaretha Elisabeth ("Zus") van de Poll (1872-1970), ook wel freule Jo genaamd, was van  beroep pianiste en dol op muziek evenals andere leden van haar familie, die in 1861 het Huis "Beek en Royen" aan de 2e Dorpsstraat nummer 56 gehuurd had en later in eigendom verkreeg. Zij was er zich echter ook van bewust dat met haar de protestantse Zeister tak van het geslacht Van de Poll zou uitsterven. Ook realiseerde zij zich dat na de Tweede Wereldoorlog bewoning van "Beek en Royen" door haar alleen niet langer mogelijk zou zijn, niet in het minst om financiële redenen want haar tak was niet erg bemiddeld. Met de N.V. Schokbeton te Kampen, die belangstelling toonde voor  het pand en de tuin aan de Lageweg, was zij reeds sedert 1946 in gesprek. Uiteindelijk resulteerden de onderhandelingen in een verkoop in 1951. Freule Jo verhuisde naar  de Arnhemse Bovenweg 4. 

Tevoren waren alle verre familieleden Van de Poll afscheid komen nemen van "Beek en Royen". De waardevolle spullen (portretten, zilverwerk en porselein) werden ondergebracht in een familie-stichting: Van de Poll-Wolters-Quina Stichting. Onderdelen van het familiearchief op Huize "Beek en Royen" gingen naar uiteenlopende musea en instellingen. Ogenschijnlijk de minst 'waardevolle' onderdelen van haar archief bewaarde zij vooralsnog. Daar had freule Jo andere plannen mee. 

Haar vader, Jhr. E. H. van de Poll (1823-1909) (RNL,GGG) en haar broer Jhr. MI: Dr. F. van de Poll (1860-1937) (R.O.N. met de zwaarden), waren beiden lid van de gemeenteraad Zeist geweest en nauw verbonden met  het muziekleven als voorzitter van  het Koninklijk Zeister Harmonie Muziek gezelschap. De Nederlands Hervormde gemeente te Zeist was het kerkelijk tehuis van de familie maar in politiek opzicht waren vader en zoon Van de Poll liberaal. De familie behoorde tot de regentengeslachten van Amsterdam, die door Koning Willem I in de adelstand waren verheven. Grootvader Frederik van de Poll (1780-1853) was na een ongelukkig optreden als burgemeester van Amsterdam ontslagen. Zijn benoeming tot gouverneur des Konings in de provincie Utrecht zag hij als een rehabilitatie maar ook dit ambt liep minder goed dan gewenst. Na eerdere problemen werd hij in 1850 op voordracht van Thorbecke door Willem III ontslagen. Vader Jhr. E. H. van de Poll was tot 1901 inspecteur bij de Rijksdienst Registratie en  Domeinen. Tevens was hij van 1862-1902 directeur van de Levens-Verzekeringsbank "De Kosmos" te Zeist, waarvan later  het kantoorgebouw letterlijk in zijn tuin werd gezet! Zijn zoon Jhr. E van de Poll (2) was van deze verzekeraar eerst adjunct-directeur en   later commissaris. Het faillissement van  deze maatschappij leidde in 1922 tot de eerste toezichtswetgeving op de levensverzekeraars in Nederland. 

Het prestige van de familie Van de Poll te Zeist had vanwege de nauwe banden met de amateur muziekbeoefening hier niet onder geleden. Deze broer van freule Jo, Frits, was zoals zo velen van adel erg geïnteresseerd in genealogie, familie-en lokale geschiedenis. Vier jaar vóór zijn overlijden had hij in de Zeister Courant van 22 juli 1933 de suggestie gedaan om te komen tot een nieuw historisch museum in Zeist. In het in 1924 door de gemeente Zeist in eigendom verworven Zeister Slot is een zendingsmuseum vóór 1940 van de Zeister Broedergemeente gevestigd geweest. Naar aanleiding van een schenking van aquarellen betreffende het Huis Kersbergen sprak het gemeenteraadslid Geijtenbeek (RKS!') op 15 december 1937 de hoop uit dat "er alle aanleiding zal zijn een blijvende tentoonstelling in het leven te roepen hetgeen een attractie voor deze gemeente zal vormen". Er was dus kennelijk een bredere voedingsbodem voor deze gedachte van Jhr. F. van de Poll. Voorts werkte de Zeistenaar C. Pama aan een geschiedenis van Zeist die in drukproef met het jaartal 1940 in de collectie van het Zeister Historisch Genootschap Van de Poll Stichting aanwezig is. Deze gedachte van  jonkheer Frits kreeg in 1933 geen verdere vorm. Na de Tweede Wereldoorlog pakte zijn zus Jo de idee weer op en in 1949 stond zij in contact met het gemeentebestuur van Zeist om te komen tot een lokaal historisch genootschap, waaraan zij de naam van haar broer wilde verbinden. Op 24 september 1951 werd de Van de Poll Stichting opgericht. Freule Jo fungeerde  als oprichter en tot haar dood als beschermvrouwe. Elf koffers vol met papieren legateerde zij na haar  dood in 1970 aan de door haar gekoesterde Van   de Poll Stichting.

Het  toenmalige bestuur aanvaardde de koffers volgaarne en zette ze in de kelders van  het Zeister Slot. Op 12 maart 1988 verleende het bestuur; op voordracht van het toenmalige lid van de Raad     van Beheer Drs. B. Woelderink, thans directeur van  het Koninklijk Huisarchief te s-Gravenhage, opdracht tot inventarisatie. Het Prins Bernard Cultuurfondsfonds te Amsterdam verleende daartoe een subsidie van f 50.000,-. De Zeister gemeentearchivaris, R.P.M. Rhoen, toen lid van  de Raad   van  Beheer, bracht op 23 november 1990 persoonlijk de elf koffers naar Amsterdam, waar op  het gemeentearchief aldaar Drs. B.R. de Melker aan  het werk toog. Vrijdag 20 juni 1997  kon in de Willem  Pijperzaal van  Hotel "Figi" door    de gemeentearchivaris van Amsterdam de voltooide inventaris aan  mij worden aangeboden. In 1998 verscheen de inventaris in druk (3). 

Voor de historie van het Huis Oranje-Nassau zijn vooral de brieven van  de zussen van freule Jo, Jkvr. F.L.H. (Henriëtte) van de Poll (1853-1946), hofdame sinds 1880 van Koningin Emma en superintendante van de opvoeding van Koningin Wilhelmina in de periode 1891-1896, hofdame du Palais tot het overlijden van   Koningin Emma in 1934 en Dame du Palais honoraire tot haar dood in 1946, en Jkvr. Pauline Louise ("Lou") van   de Poll (1857-1943), Dame du Palais belast met de opvoeding van prinses Juliana (K. B. van  1 december 1909), eervol ontslag bij K.B. van 1 maart 1920 met behoud van  de titel Dame du Palais honorair aan de familie op "Beek en Royen", van groot belang. 

Brieven gekuist ..

Vanaf 1 februari 1880 deed freule Henriëtte dat dagelijks. Deze correspondentie is ook gebruikt met toestemming van het  bestuur door Cees Fasseur voor: Wilhelmina. De jonge Koningin, Uitgeverij Balans, 1998. Freule Jo heeft de correspondentie van haar zusters wel "gekuist". Te grote openhartigheid van de hofdames over leden van het  Koninklijk Huis en de hofhouding is door de censuur van freule Jo geschrapt. Daarmee heeft de briefwisseling een gedeelte van haar historisch belang verloren. Onderzoekers kunnen nu nog slechts gissen naar de verontwaardiging van freule Henriëtte over het gedrag van Koning Willem III! 

Met de verhuizing in 1951 uit "Beek en Royen" kwam een einde aan de particuliere bewoning van  het Huis "Beek en Royen". Voor  de toekomst was de Van de Poll Stichting opgericht met een  kapitaal van f25,-. Op 5 december 1949 had het College van B en  W van Zeist besloten de juridisch adviseur van freule Jo, de advocaat Mr. FA. Beunke, compagnon van Mr. H.L.L. van Hoogenhuyze, op 12 december d.a.v. te ontvangen "ten behoeve van  de vorming van een stichting voor bewaring van oudheidkundige voorwerpen". Bijna twee jaar later had zij het monument voor haar broer Frits opgericht. 

Datering

Jaar: 1880

Locatie

Zeist

Colofon

Zeist. Op verzoek van de Van de Poll-Stichting is in 1968 een interview gehouden met de 98 jarige Freule J.M . E. van de Poll, (1872-1970), over het Zeister leven tussen 1880 en 1900. Zij vertelt over haar jeugdherinneringen.

Op 7 maart 1968 nam de heer F. Wels dit gesprek op de band op. Aan freule Van de Poll is het ontstaan van de Stichting te danken. Zij gaf daarbij tevens uitvoering aan de wens van haar broer, jhr mr F. van de Poll, die in de Zeister samenleving vele jaren een voorname rol speelde en zich intens voor het Zeist van heden en verleden interesseerde. De Stichting zal zeer zeker de nagedachtenis van freule Van de Poll in ere houden.

Bronnen:

1] Uit: Seyst 2021 - 3 

Zeist tussen 1880 en 1890, een interview met freule J.M.E. van de Poll. Hierin zijn haar uitlatingen over plaatsgenoten, waarvoor wij tegenwoordig andere bewoordingen zouden kiezen.

2] Uit: "Ter nagedachtenis aan Jonkvrouwe J .M. E. van de Poll"; in: Bulletin van de Van de Poll-Stichting, jaargang 1, no 1, blz. 4 , Seijst JUBILEUM 1951-2001 50 jaar plaatselijke geschiedschrijving door: Mr. Dr. V.A.M. van der Burg

Afbeeldingen:

1] RKD Thom Denijs

2 en 3] Zeist in beeld

4] Pauw van Wieldrecht


Referenties

[1] Seijst JUBILEUM 1951-2001 50 jaar plaatselijke geschiedschrijving door: Mr. Dr. V.A.M. van der Burg
[2] Geheugen van Zeist
[3] Freule Jo verhuist (1951)
[4] Kastelen in Utrecht
[5] Wilhelmina de jonge koningin
[6] Hoofdfoto RKD
© Tekst: Herman Beudeker © Foto voorblad: Anoniem, v.d. Poll familie mei 1895
Lees meer

Gerelateerde informatie


OnderwerpenFoto’s



Reageren

Via onderstaand formulier kunt u een reactie achterlaten voor de auteur of de eigenaar van het item. (Meike de Vries (Bunnik))