Een Dorpsbakker Van Ettekoven 3
WILLEM H. VAN ETTEKOVEN 3e generatie
Bij het sluiten van de zaak in 1993 kijkt Wim Van Ettekoven terug en begint een boekje te schrijven over 83 jaar bakkerij Van Ettekoven. ‘Een Dorpsbakker’, met op de voorkaft de drie broodjes dat symbool staat voor de 3 generaties Van Ettekoven.
Wim Van Ettekoven: Het was vanzelfsprekend dat ik de bakkerszaak zou voortzetten nadat mijn vader was overleden. Ik was tenslotte mijn hele leven betrokken geweest bij de bakkerij.
Als kleine jongen mocht ik al bij opa iedere zaterdagmiddag het erf bij de bakkerij aanvegen en kreeg dan een vierkante stuiver. Tijdens de hongerwinter was ik een jochie van 11 jaar. We woonden bij de winkel aan de Dorpsstraat. Ik zat vaak bij slager van Wijk, onze buurman, en keek naar het slachten van het vee. In de oorlogsjaren werkten slagers samen. Bij slager Van Wijk kookten ze in een grote wasketel met een houtvuur eronder grote hoeveelheden soep. Iedere vrijdagmorgen vond die soep veel aftrek. Iedereen kon het kopen, maar de mensen moesten wel zelf een pan meenemen. Ik zie het nog voor me; steeds werden er vijf mensen tegelijk achterom binnengelaten. De slager zelf stond bij de deur om af te rekenen en vulde vanuit de grote ketel de pannetjes van de mensen, het aantal scheppen naargelang de grootte van het huishouden. Onder de ketel moest worden gestookt en tegelijkertijd moest er in de soep worden geroerd. Dat mocht ik doen.
We hadden een gezellig gezin. Ruud, Riet en ik zijn allemaal naar de school gegaan in de Maatschapslaan, de Victoriaschool. Toen ik naar de eerste klas ging, had mijn moeder geen tijd om mij weg te brengen, maar gelukkig kwam iedere morgen Greet Scherpenzeel langs om mij mee te nemen. Als ik uit school kwam stonden de tassen met brood al klaar in de gang om door mij en later ook door Ruud en Riet te worden weggebracht naar de klanten. Zo leerden we al vroeg de handen uit de mouwen te steken. Hetzelfde geldt voor de tijd dat ik op de MULO in Utrecht was. Op zaterdagmorgen stond ik vroeg op om mee te helpen in de bakkerij, waarna ik in vliegende vaart naar Utrecht, naar school fietste om als laatste de klas binnen te komen. De conciërge, de heer De Ru, verzuchtte: ‘Bunnik is binnen, nu kan de deur op slot.
Na de lagere school, mijn MULO diploma en het middenstandsdiploma, ben ik aan de vakgerichte opleidingen begonnen. Het banketbakkersdiploma derde en tweede bediende, het patroonsdiploma brood en banket, en daarna gespecialiseerde cursussen voor marsepein, chocoladewerk, koude schotels, puddingen enzovoort.
Toen ik al mijn diploma’s had moest ik in militaire dienst. Ik werd hier kok/menagemeester. Ik kreeg al gauw op aanvraag officieel zakenverlof voor de vrijdag, omdat er in die tijd geen hulp voor de bakkerij te krijgen was. Ruud, mijn broer, is na zijn schooltijd op kantoor gekomen bij Van Straten en Boon. We konden altijd een beroep op hem doen, vooral rond de feestdagen. Hij was overal inzetbaar, zowel in de bakkerij als in de winkel. Riet is na haar middelbare school thuis gekomen en heeft dertig jaar meegewerkt in ons bedrijf. Omdat zij meestal in de winkel hielp, kende zij bijna alle klanten waarvan vooral de kinderen haar voorkeur had. Ze kende hun namen, wist wanneer ze jarig waren en hoe oud ze werden. Naast het winkelwerk bracht zij vaak bestellingen weg en als het nodig was bezorgde ze ook het brood. Met de auto vond ze altijd leuker dan met de bakfiets. Autorijden is nog steeds een hobby van haar.
Na mijn diensttijd ben ik bij mijn vader in de bakkerij gekomen. Hij was blij met mijn hulp, want als gevolg van de uitbreiding van het dorp, groeide ook de klantenkring. Ons werk bestond uit broodbakken, luxe brood en gebak maken en het bezorgen van het brood bij de klanten.
Wij bakkers kwamen praktisch alle dagen bij dezelfde mensen. Ik kwam veel bij de mensen achterom de keuken of bijkeuken binnen. Aan de keukentafel werd meer verteld aan de bakker dan aan de dominee of pastoor. Van sommige klanten had ik de huissleutel en keek ik zelf in de broodtrommel om te zien wat men nodig had. Had ik weinig brood, dan legde ik ook weinig neer. Op andere dagen kreeg ik te horen: ‘bakker had zeker veel brood gisteren.’ In het dorp had je ook mensen die we tegenwoordig de sociaal zwakkeren noemen. Zij konden niet met geld omgaan en moesten dus worden geholpen. Zuster Spinhoven, de wijkverpleegster van het Groene Kruis heeft veel gedaan voor deze mensen. Ik kreeg van haar bijvoorbeeld de opdracht om bij een gezin iedere dag anderhalf brood neer te leggen. Eens per week rekende zuster Spinhoven dan met mij af. Ook is het me overkomen dat ik brood kwam brengen bij twee oude mensen die zo ziek waren dat de één niet meer uit de bedstee kon komen en de andere niet meer in staat was van de divan op te staan. Ik heb toen vlug zuster Orelia van het Wit-Gele Kruis gewaarschuwd, die er naartoe is gegaan. Met het verdwijnen van het bezorgen van brood en melk is deze vorm van sociale controle ook verdwenen.
We hadden week-, maand-, maar ook pofklanten. Wat betalingsgewoonten betreft is er met de komst van de supermarkt veel veranderd: als een klant te weinig geld bij zich heeft, moet hij nu een paar boodschappen terugleggen. Wij maakten bij het bezorgen nog briefjes van maandag tot en met vrijdag voor de hoeveelheid brood en koekjes die de klant ontvangen had. We telden op vrijdagavond de bedragen op de briefjes op, zodat we alleen de aankopen van zaterdag erbij hoefde te tellen. Als het regende vlekten die briefjes erg en was het afrekenen een ellendig gedoe.
Na de oorlog waren er zes bakkers in Bunnik gevestigd; Van der Belt, Maasdijk, Schriekenberg, Kortleve, Van Dijk en Van Ettekoven en met elkaar zijn we gekomen tot een vakantieregeling. Jaarlijks kwamen we ruim voor de zomer bij elkaar en spraken we af wie welke weken zou sluiten. We zorgden ervoor dat in het dorp iedereen in de gelegenheid was om niet ver van huis, brood te kunnen halen.
Het bezorgen van brood kostte veel tijd en energie, vooral ook omdat veel klanten ver weg woonden. In 1970 hebben wij onze klanten moeten melden dat wij helaas met het bezorgen van brood moesten stoppen. De tijd was er kennelijk rijp voor. De bakker, de groenteboer en later ook de melkboer verdwenen uit het straatbeeld. Aan de klanten werd een folder uitgereikt; ‘Tot onze spijt moeten wij u berichten dat, in verband met het vertrek van een onzer medewerkers, het ons onmogelijk is uw dagelijks brood bij u aan huis te bezorgen, dit gezien de moeilijkheden die alom heersen met het personeelsvraagstuk.
40 dienstjaren bij 3 generaties Van Ettekoven
Op 29 april 1980 was de heer H.F. Bouter 40 jaar bij ons als bakker in dienst. Ik ben naar het gemeentehuis gegaan om een koninklijke onderscheiding aan te vragen, maar het bleek dat ik te laat was met het indienen van dat verzoek. Op dat moment hadden wij in Bunnik een wethouder als loco-burgermeester, de heer Muis. Deze heeft zich erg ingezet om de papieren toch nog op tijd rond te krijgen. Daags voor de uitreiking kreeg Bunnik een nieuwe burgemeester, de heer Steegman. Het uitreiken van de ridderorde aan de heer Bouter zou zijn eerste officiële daad worden. Een volkomen verraste heer Bouter ontving van hem de eremedaille verbonden aan de Orde Van Oranje Nassau in ’t Zilver.
Op 1 juli 1988 ben ik een compagnonschap aangegaan met de familie Laseur. We hebben vijf en een half jaar op prettige wijze samengewerkt en nu is de tijd gekomen om de zaak aan hen over te doen. Ik heb altijd gezegd dat ik na mijn zestigste verjaardag wilde stoppen.
We hebben altijd aardige medewerkers in de bakkerij gehad, zoals Wim Meiske, Peter Vermeulen, die nu een eigen bakkerij heeft in Zeist, de heer Westerhout heeft ongeveer tien jaar bij ons gewerkt nadat hij was gestopt met zijn eigen bedrijf, Pieter Roskam begon bij ons in de bakkerij en is later proefbakker geworden bij Meelfabriek MENEBA, een goede baan, Arie Vuurens, onze banketbakker, Hans Van Scherpenzeel is na het behalen van zijn MBO-diploma in Wageningen chef geworden bij bakkerij Do Schat, Erik Verboom is na enige jaren bij zijn vader in de zaak gekomen, Martin Schaap werkt al vanaf 1985 bij ons, terzijde gestaan door Michael Van Eyk, onze banketbakker. Ook wil ik nog Geertrui Seldenrijk nog noemen, omdat zij Riet ruim 20 jaar terzijde heeft gestaan.
Colofon
Auteur: W.H. Van Ettekoven
Bron:
[1] W.H. Van Ettekoven; Een dorpsbakker [3] 3 generaties bakkerij Van Ettekoven in Bunnik
Foto`s: familiealbum Van Ettekoven