Het verkeer en economische vooruitgang in Bunnik tussen 1813 en 1930


Het verkeer en economische vooruitgang in Bunnik tussen 1813 en 1930
©: Jos van Kouwen

'Tot gemeentelijke bloei en welvaart 1813 tot 1930'! 

Tussen 1813 en 1930 vertelt de geschiedenis van Bunnik het verhaal van hardwerkende mensen die economische vooruitgang en groei nastreefden, terwijl ze zich door de klei bewogen. De focus gaat op welvaart en veiligheid als de gemeente Bunnik, na de opening van een treinstation in 1884, onder leiding van burgemeester jhr. Mr. F.H. de Pesters, streeft naar gemeentelijke welvaart. Deze periode zag een georganiseerde aanleg en onderhoud van wegen en een toenemende aandacht voor veiligheid. Dit bracht werkgelegenheid en economische activiteit met zich mee. 

Eerste Wegen in het Kromme Rijngebied: Een Overzicht
In de 17e eeuw werden de fundamenten gelegd voor het wegennet in het Kromme Rijngebied. De provinciale zandweg, die in 1628 werd aangelegd, opende de toegang tot Vechten, Bunnik, Odijk, Werkhoven en Cothen. Deze route fungeerde als verbindingsader tussen de dorpen en zorgde voor directe verbindingen met Utrecht en Wijk bij Duurstede tijdens weekmarkten. Voor die tijd was er alleen de oude landweg, bekend als de Trechtweg of Achterdijk, die van Wijk naar Utrecht liep. Dit creëerde een lineair patroon van wegen.

Niet lang daarna, in 1635, werd het Jaagpad langs de Kromme Rijn in Bunnik aangelegd. Een jaar later, in 1636, werd de Raadhuisbrug over de Kromme Rijn gebouwd, waardoor verdere verbetering van de verbindingen mogelijk werd.

Met de komst van koning Willem I na 1815, werd de traditie van wegenaanleg en -onderhoud voortgezet, zoals gestart tijdens de Franse overheersing. In eerste instantie werden voornamelijk hoofdroutes van bestrating, grind, voorzien, terwijl belangrijke regionale wegen veelal bedekt werden met zand en puin, op kosten van de provincie. De gemeenten waren verantwoordelijk voor de ‘binnenwegen en voetpaden’. De wegen die van de provinciale weg afbogen naar de dorpskernen waren ‘binnenwegen’. 

Veel wegen die oorspronkelijk van klei waren, werden in het begin van de 19e eeuw tot zandwegen gemaakt. Voor de aanleg en onderhoud ervan waren de bewoners die aan de weg woonden zelf verantwoordelijk. Er werd een laag van ongeveer 15 cm grof zand gelegd.
 
Een cruciale stap vond plaats in 1830, toen de gehele weg tussen Utrecht en Wijk bij Duurstede werd voorzien van zandbedekking en verschillende namen kreeg, zoals Provinciale Zandweg en later Provinciale Grindweg. In 1831 werden ook in Bunnik inspanningen geleverd, op gemeentekosten, waarbij de Dorpsstraat werd voorzien van ‘bepuining en bezanding’. Het Kromme Rijngebied bleef echter tot in de 19e eeuw verstoken van bestrating met klinkers.

Burgers zelf verantwoordelijk
Terugkijkend op de geschiedenis van het wegennet in onze regio, blijkt dat de bewoners zelf belast waren met zowel de aanleg als het onderhoud ervan. Deze praktijk duurde voort tot na 1850, het jaar van de invoering van de nieuwe Gemeentewet. In de gemeentebegroting werd steeds vaker geld voor wegenonderhoud gereserveerd.

Vanaf 1850 zien we duidelijk de verschuiving naar gepland wegenonderhoud. Een opmerkelijke ontwikkeling in Nederland in die tijd was de bedekking van wegen met grind. Deze verandering was zo ingrijpend dat Nederland gedurende de periode tussen 1850 en 1880 bekend stond als het ‘land van grindwegen’.

De visie van Bunnik wijkt echter af van deze trend. In het jaarverslag van 1851 zien we dat, hoewel er geen formele straten waren, de algehele conditie van de wegen in het dorp als bevredigend werd beschouwd. Dit werd nog versterkt door het genot dat werd ervaren van de pas geplante bomen op het dorpsplein.

Klachten onderhoud wegen
Gemeentes spraken geregeld met tevredenheid over deze wegen en over het onderhoud dat er aan gepleegd werd. Maar bij hevige regen ontstonden er klachten, vooral over de toestand van de voetpaden.

In 1827 was de gemeente Bunnik verbolgen over het weinige onderhoud dat de bewoners van het Houtense Zandpad aan hun weg deden. En met name over de wijze waarop zij het voetpad onderhielden. Daarom drong het plaatselijke bestuur aan op maatregelen om regenproblemen aan te pakken. Hierbij kwam provincie in beeld, die jaarlijks de wegen inspecteerde, de schouw, met behulp van een speciaal aangestelde persoon, genaamd de 'kameraar'.

Drie Soorten Zandwegen
Naast het bekende Houtense zandpad lag een apart voetgangerspad. Vanaf de 17e eeuw werden door de Gedeputeerde Staten voetpaden, trekpaden en jaagpaden aangelegd van zand om voetgangers tijdens alle weersomstandigheden naar markten, kerken en scholen in Utrecht en Wijk bij Duurstede te laten reizen. Dit resulteerde in een uitgebreid netwerk van zandwegen in de provincie Utrecht. 

Langs de Kromme Rijn, met zijn lage bruggen en ondiepe water, werden in 1633 trekpaden aangelegd. Trekschuiten werden soms ook door paarden voortgetrokken langs de belangrijkere Langbroekerwetering vóór de kanalisatie van de Kromme Rijn in 1870.

De eerste stap gezet naar een historisch landschap!
Deze diversiteit aan zandwegen belicht de vervoersbehoeften van die tijd en heeft een blijvende stempel gedrukt op ons historisch landschap en regionaal transportsysteem.

>Lees ook, zie hieronder de link: Raadhuisbrug en de Loswal in Bunnik 

Colofon

Auteur: Karin Strengers-Olde Kalter (1953)

Bron: Historische Kring Tussen Rijn en Lek, December 2012 (jaargang 46, nr. 4)
De geschiedenis van weg en water in Bunnik tussen 1813 en 1930

Foto: Vechten Jos van Kouwen

Foto: Schouw zandwegen RAZU 2369-1


Referenties

[1] De geschiedenis van weg en water in Bunnik tussen 1813 en 1930
[2] Raadhuisbrug en de Loswal in Bunnik
© Tekst: Meike de Vries © Foto voorblad: Jos van Kouwen
Lees meer

Gerelateerde informatie


OnderwerpenFoto’s





Reageren

Via onderstaand formulier kunt u een reactie achterlaten voor de auteur of de eigenaar van het item. (Meike de Vries (Bunnik))