Onderduikers bij familie Coronel in huis Weg naar Rhijnauwen
Onderduikers bij familie Coronel Pokorny
In de Tweede Wereldoorlog waren in het huidige gebied van de gemeente Bunnik op verschillende plaatsen onderduikers ondergedoken. Een van die plaatsen betreft een huis aan de Weg naar Rhijnauwen. De weg hoorde toen bij Bunnik, de huizen aan de rechterzijde van de weg bij de gemeente De Bilt, maar tegenwoordig is het ook Bunniks grondgebied. De weg is een van de toegangswegen naar het Fort bij Rijnauwen, waar zoveel verzetsmensen zijn gefusilleerd.
Aan de Weg naar Rhijnauwen stonden en staan een aantal huizen. Komende vanaf het theehuis Rhijnauwen richting Utrecht staan ze aan de rechterkant. afb. hoofdfoto
Op nummer 4 N woonde de familie Coronel. De Joodse Pierre Antoine Coronel 1914 - 1945 was opgeleid als marconist voor de oorlog. Tijdens de oorlog werkte hij voor het verzet als marconist en onderhield op die manier contact met het verzet en later met het al bevrijde zuiden. De zender werd verborgen in het Onze Lieve Vrouwen Gasthuis te Amsterdam, en op 25 februari 1945 werd hij bij de zender betrapt toen Duitsers daar een inval deden. Bij het daarop volgende vuurgevecht werd Pierre Coronel dodelijk getroffen.
Pierre was getrouwd met Adriana Milada Pokorny. In maart 1941 zijn ze gescheiden, maar Milada, zoals ze genoemd werd, bleef in het huis wonen, samen met haar man. In april 1941 wordt het huis verkocht aan A. de Wit. Milada bleef er wonen, en over deze onbekende vrouw gaat dit verhaal.
Op 23 mei 1945, dus na de bevrijding, werd Milada opgepakt bij de Duits – Nederlandse grens bij Eysden in Limburg, en onmiddellijk gevangen gezet, tot 20 oktober 1945. Wat was er gebeurd? Uit de verhoren die daarna volgden bleek wat er gebeurd was.
In 1942 had Milada al een aantal onderduikers in huis. afb.4 Dat aantal was eind 1942 al gestegen tot een stuk of 14. Als je nu het huis bekijkt, van buiten en van binnen, dan is het een raadsel hoe er zo veel mensen onder konden duiken in zo’n kleine ruimte. Financieel gezien had ze het ook niet breed. In het Utrechts Nieuwsblad staan diverse malen advertenties dat ze weer iets moest verkopen. afb.2
In 1944 komt het huis steeds meer in de belangstelling te staan van de Duitsers, en Pierre, haar eerdere echtgenoot, adviseert haar om te vluchten. Dat doet ze, en ze besluit om naar Praag te gaan. Daar kwam ze oorspronkelijk vandaan. Het lukte haar echter niet om een visum van de Duitse autoriteiten te krijgen, en uit arren moede besluit ze om in de keuken van een Duitse legereenheid te werken. Dat doet ze van 1 januari tot 14 april 1945. De Duitse eenheid moet dan naar het front, en na wat omzwervingen besluit ze om na de bevrijding weer terug te gaan naar haar huis in Bunnik. Dan wordt ze dus in Limburg gearresteerd.
Uit de verhoren van Milada, documenten van het Nederlands Beheers Instituut, documenten van het Militair Gezag en dergelijke blijkt het volgende:
Een verklaring van Milada zelf:
"Vanaf October 1942 tot October 1943 hebben bij mij in huis 19 joden ondergedoken gezeten. Mijn man en ik werkten beiden voor de ondergrondsche beweging, o.a. persoonsbewijzen vervalschen en levensmiddelenkaarten bezorgen. Tengevolge van het ondergrondsche werk moest mijn man midden 1944 onderduiken en ging in Amsterdam wonen. Daar ook ik gevaar liep door de Duitschers gearresteerd te worden ben ik op 13 December 1944 vertrokken naar mijn familie in Tsjechoslowakije. Door tusschenkomst van een oude vriendin van mij, die verloofd was met een SS-man leerde ik een persoon van de SS kennen, die mij hielp aan papieren voor Duitschland. Ik moest toen naar Duitschland vertrekken met een transport van de SS. Te Komotau/Sudetengau bestemde het transport zijn eindbestemming. Ik moest naar Praag en had daarvoor een apart visum noodig, hetwelk ik niet kon krijgen. Noodgedwongen om levensmiddelenkaarten te bekomen ben ik toen in dienst gegaan bij de SS op 1 Januari 1945 tot 16 April 1945. Na dien datum werd die afdeeling van de SS aan het front ingezet en kwam ik weer zonder werk. Ik bleef echter te Komatau tot na de capitulatie der Duitschers in Nederland. Daarna ben ik gerepatrieerd naar Eysden, waar ik geheel in het kort werd verhoord naar hier overgebracht. In maart 1945 toen ik in Duitschland was ontving ik van mijn moeder een brief, waarin zij schreef, dat mijn man in Februari 1945 bij een poging tot ontvluchting door de Duitschers werd doodgeschoten. Ongeveer een maand geleden ontving ik van mijn moeder in dit kamp een brief, als dat het lijk van mijn man was gevonden in een massagraf te Overveen.”
Een andere onderduiker die alles overleefde verklaarde:
"Ik heb mevrouw Milada Pokorny gekend. Een vriendin van mij was met haar man bij mevrouw Pokorny ondergedoken en op 15 januari 1942 ben ik eveneens met mijn man en kind bij mevrouw Pokorny ondergedoken. Ik ben tot April 1942 daar geweest. Ik ben daar vertrokken omdat we daar een inval kregen en we, hoewel deze goed werd doorstaan, toch bang werden daar langer te blijven. Mevrouw Pokorny heeft ons heel veel geholpen, ook bij dien inval. Bij die gelegenheid heeft ze ons op zolder verborgen; we waren toen met 12 joden daar in huis. Op een tweede keer, toen ik bij een boer in de buurt woonde (dit was omstreeks April 1943), heeft ze ons geholpen te vluchten toen daar weer invallen kwamen. Ze heeft financieel geen voordeel van ons getrokken. Ik weet niet meer precies wat we betalen moesten, doch dit was zeker niet meer dan absoluut noodzakelijk voor ons onderhoud.
Later heeft ze omgang gehad met een Duitsche Militair, doch ik meen stellig, dat dit een geval van verliefdheid op de persoon betrof en geen sympathie met de Duitschers in het algemeen. Ook in dien tijd heeft ze ons nog geholpen door te zorgen voor bonkaarten enz."
Een buurvrouw verklaarde:
"Mevrouw Pokorny heeft gedurende den geheelen oorlog naast ons gewoond en ik heb haar heel goed gekend. Omstreeks begin 1941 merkte ik, dat er bij haar Joden waren ondergedoken. Met enkele van deze Joden kregen wij al spoedig omgang, zoodat wij daardoor ook wel wisten wat er bij Mevr. Pokorny gebeurde. Zover ik weet heeft zij de by haar ondergedoken Joden altijd goed behandeld. In voorjaar `42 of `43 (ik kan niet precies zeggen wanneer het was) was er plotseling huiszoeking bij ons, zoowel als bij haar. Wij hadden niets te verbergen, doch bij Mevr Pokornyv heeft het nogal gespannen. Zij had toen ongeveer 10 of 12 Joden in huis, die door haar op dat oogenblik werden verborgen op een zolderkamertje, waar ze niet zijn gevonden. Na de huiszoekingen hier in de buurt, werden de menschen bang en zijn toen langzamerhand vertrokken. Later, omstreeks einde 1944 is Mevr. Pokorny met een Duitscher, met wien zij toen veel omging, naar Duitsland vertrokken, waarheen weet ik niet en meer kan ik niet verklaren".
En een buurman:
"Ik heb Milada Pokorny heel goed gekend. Zij heeft gedurende den geheelen oorlog hier op no 4N gewoond. Zij heeft gedurende langeren tijd veel Joden in haar huis gehad. Ik meen van begin 1941 tot ver in 1943. Wij wisten dit, omdat wij haar van onze boerderij van melk en dergl. voorzagen. Voorzoover ik weet heeft zij de Joden heel goed behandeld. Op een keer bij huiszoekingen hier in de buurt, vluchten de ondergedoken Joden, onder andere, ook naar mijn woning. Ook heeft zij ze bij een huiszoeking bij haar een maal op de zolder van haar woning verborgen gehouden. Zij had veel voor de menschen (ook in het algemeen) over. Hoewel ze van haar man was gescheiden, leefde hij toch bij haar in huis. Zij heeft het door deze omstandigheid, volgens mijn meening, zeer moeilijk gehad. Dit heeft haar op het einde van den oorlog wat uit het lood geslagen en heeft ze toen omgang gehad met een Duitsch Militair. Hoe of waarom ze naar Duitschland is gegaan, weet ik niet, doch vorenmelde omstandigheid zal daar wel niet vreemd aan zijn geweest. Wij hebben haar altijd volledig vertrouwd.”
En tandarts Van Lankeren (zelf een verzetsstrijder) verklaarde tenslotte:
"Ik heb mevrouw Coronel-Pokorny gekend als patiënte. Ik heb haar gedurende de geheele oorlog gekend. In de jaren 1942, 1943 en 1944 heb ik in perceel Weg van Rhijnauwen 4N zoowel als bij mij thuis verschillende malen Joden behandeld. Als een Jood hier aan huis kwam voor behandeling, kwam mevrouw Coronel de eerste maal zelf mede of wel zij stuurde soms een vertrouwd persoon mede. Als het patiënten betrof met een te specifiek Joodsch uiterlijk dan ging ik naar haar (mevrouw Coronel) huis voor de behandeling. Ik heb mevrouw Coronel als absoluut betrouwbaar gekend.”
De uitspraak van het Tribunaal luidde: afb. 3
Haar straf werd dus bepaald op de duur van haar internering, zodat ze in oktober 1945 als vrije vrouw weer naar huis kon. De straf kreeg ze omdat ze formeel natuurlijk wel in dienst van de Duitsers was geweest.
Na de oorlog gingen er verhalen dat Milada de boel verraden had en had aangepapt met de SS. Uit de verhoren blijkt dit iets genuanceerder te liggen. Hoewel Pierre Coronel op diverse sites geëerd wordt vanwege zijn verzet, heeft Milada Pokorny nooit de erkenning gehad die ze verdiende. Een eerherstel voor deze moedige vrouw, die in 2000 in Bilthoven overleed.
Colofon
Auteur: Henk Blok
Documentatie:
https://www.eerebegraafplaatsbloemendaal.eu/pierre-antoine-coronel
Centraal Archief Bijzondere Rechtspleging
Nederlands Beheers Instituut (deze beheerden de vermogens van personen waarvan dacht dat deze fout waren geweest in de oorlog)
Jack Prins: Alfabet van de afgrond, 2017
Dagboek van Gerrie van Ewijk (uit de oorlog, zij was dienstmeisje aan de Weg naar Rhijnauwen)
Afbeeldingen:
Hoofdfoto: Bron HUA Gezicht op de huizen Weg naar Rhijnauwen 41-lager te Utrecht.
[1] Pierre Coronel. Bron: https://www.joodsmonument.nl/nl/page/218631/pierre-antoine-coronel.
[2] Advertentie van 30-09-1942 uit Utrechts Nieuwsblad. Bron: Delpher.
[3] Uitspraak Tribunaal.
[4] Weg naar Rijnauwen nummer 39, het huis waar de onderduikers zaten in WO II. Bron: HUA, Beeldmateriaal, Catalogus nummer 20443. Fotograaf G.J.C.A. Smilda, met wie Milada Pokorny na de oorlog trouwde.
Referenties
[1] Eerebegraafplaats Bloemendaal Pierre Antone Coronel[2] Joods Monument Pierre Antoine Coronel